Het monumentale gebouw van 1934 bestaat helaas maar tien jaar en overleeft de Tweede Wereldoorlog niet. Tegen alle internationale afspraken in plaatsen de Duitsers afweergeschut op het dak, waarop de geallieerden in september 1944 besluiten om het gebouw te bombarderen.

Hoofdgeneesheer Lardot, over wie gefluisterd wordt dat hij banden heeft met het verzet, kan de 29 zieken gelukkig enkele dagen ervoor laten evacueren, maar het gebouw wordt onherstelbaar beschadigd. Enkele weken later, na de bevrijding, brengen medewerkers van Heropbeuring een bezoek aan het getroffen gebouw, samen met enkele Canadese militairen. Het is hartverscheurend: het schitterende gebouw is zwaar getroffen, zelfs gedeeltelijk ingestort en kan niet meer gered worden.

Maar de BTB weigert op te geven en zweert een dure eed: De Mick zal herrijzen, mooier en groter dan tevoren. Een nieuwe ploeg neemt over. Pierre Van den Bergh, verantwoordelijk voor de sociale diensten van de BTB, neemt de leiding en wordt de nieuwe directeur. Zijn BTB-kameraad uit het verzet, Leon Van der Aa, wordt de nieuwe voorzitter van Heropbeuring, vanaf 1957 opgevolgd door die andere verzetsheld, Louis Major. Die twee, Pierre Van den Bergh en Louis Major, blijven tot in de jaren 1980 het gezicht van het bestuur van Heropbeuring.

De uitdaging van de heropbouw is eerst en vooral financieel. Van het benodigde bedrag, 60 miljoen toenmalige Belgische franken, komt de helft van het Fonds voor Oorlogsschade, het Nationaal Werk voor Bestrijding der Tering en de provincie. De andere helft moet de vzw zelf verzamelen met steunacties en een lening van 20 miljoen frank.

Heropbeuring heeft al van voor de oorlog een ploegje in zijn midden dat zich feestcomité noemt en dat zich bezighoudt met Vlaamse kermissen, liefdadigheidsoptredens, tombola’s en collectes. Dat feestcomité schiet in actie. Het wordt voornamelijk bemand door BTB-medewerkers met onder meer de nog jonge Jacques Van den Berghe, de latere directeur van De Mick. Vanaf 1948 zetten ze een formidabel apparaat in gang dat tot in de kleinste hoeken van de socialistische beweging solidariteitsacties organiseert. Uiteraard blijft het grootste deel van het budget van het sanatorium afhankelijk van toelagen en leningen, maar de miljoenen franken (en tegenwoordig miljoenen euro’s) die het feestcomité en later De Vriendenkring bijdragen, maken het verschil voor De Mick. Daarmee kan het sanatorium zijn missie volbrengen en altijd net iets meer bieden aan de allerzwaksten.

In juni 1945 gaat een noodsanatorium open in het nabijgelegen Brecht. De socialistische jeugdbeweging stelt welwillend haar lokalen op het domein De Merel ter beschikking onder het motto ‘jongeren kunnen wel een jaartje wachten met vakantie maar zieken kunnen geen dag wachten’. Het jaartje worden uiteindelijk acht jaren. Op het domein in Brasschaat verrijst intussen een monumentaal nieuw gebouw met maar liefst 150 bedden, het minimum dat de overheid vereist voor betoelaging. Eind 1952 kunnen de patiënten eindelijk het nieuwe gebouw betrekken en in oktober 1953 volgt de officiële opening.

Voor het nieuwe sanatorium spreekt Heropbeuring een architect aan uit het Brusselse. Fernand Gorlier maakt een modernistisch ontwerp, geïnspireerd op het sanatorium van Tombeek van Maxime Brunfaut. Er is een verdieping meer, maar de bovenste verdieping bevat nog steeds ligterrassen en de naar het zuiden gekeerde ziekenkamers hebben opnieuw lange schuifdeuren voor de kuur. Op het technische gebouw van de wasserij na zijn de afzonderlijke administratieve gebouwtjes verdwenen. Bij het nieuwe sanatorium zijn ze geïntegreerd in een centrale uitbouw, die ook de hoofdingang en de nieuwe feestzaal bevat. Binnen is alles het neusje van de zalm: een operatiezaal, een laboratorium, een mortuarium, een grootkeuken, een radiografielokaal, enzovoort.

De Mick is in 1953 misschien wel het modernste sanatorium ter wereld en helemaal back in business.