Na de Eerste Wereldoorlog krijgen de vakbonden veel meer leden en meer werkmiddelen. In 1922 beslist de overheid om de verpleging van tbc-patiënten in sanatoria voor 60 procent te subsidiëren. Toeval of niet, maar aan het eind van datzelfde jaar vraagt en krijgt Heropbeuring het statuut van een vzw.

Emiel Schoeters, een dokwerker die later naar de Algemene Centrale zou gaan, wordt de eerste voorzitter. Kort erna, in 1925, neemt Piet Somers van de BTB het voorzitterschap over. Vanaf dan is het de traditie dat voormalige BTB-voorzitters Heropbeuring leiden. Maar de grote bezieler van dat alles en de motor achter Heropbeuring is BTB-medewerker Louis Antoine, een voormalige dokwerker en bode. Wanneer het nieuwe sanatorium De Mick de deuren opent in 1927, wordt hij de eerste directeur.

De nieuwe vzw Heropbeuring is opgericht om liefdadige werken te verwezenlijken met feesten, prijskampen en omhalingen. Daarnaast voorziet ze zieke dokwerkers die door de teringlijderskas naar een sanatorium zijn gestuurd van kleding en ondersteunt ze hun gezinnen in natura om ‘door alle middelen de ellende veroorzaakt door de tering te bestrijden en de zieken en hun gezin op te beuren en te helpen’. Maar liefdadige werken alleen blijken al snel onvoldoende. De teringlijderskas stuurt de zieke dokwerkers naar het provinciale sanatorium in Borgoumont bij Luik. Voor de arme gezinnen uit het Antwerpse is het onbegonnen werk om hun zieke familieleden te bezoeken. De reis duurt uren en een treinkaartje kost geld. De zieken ‘teren’ weg, eenzaam en geïsoleerd, in het verre Franstalige Luik. De vzw was gelukkig zo vooruitziend om in de statuten op te nemen dat ze ‘alle onroerende en roerende goederen [zal] mogen bezitten […] hetzij in vruchtgebruik, hetzij in eigendom’.

Heropbeuring gaat dus op zoek naar een eigen plek voor ‘teringlijders’.