De voorzieningen worden in de volgende jaren stelselmatig uitgebreid. Het aantal bedden stijgt van 24 naar 32, en na de verbouwing in 1934 tot 54. Maar de grootste stap vooruit komt er bij de opening van de heropbouw in 1952: er zijn niet minder dan 150 bedden voorzien.

Met de latere uitbreiding tot een 200-tal bedden bereikt de instelling haar maximale capaciteit, die ze zal behouden tot de grote verbouwingen in 1995-2005.

Na de oorlog volgt een veel te lang noodverblijf in de lokalen van de socialistische vereniging De Jeugdzorg op domein De Merel in Brecht, in afwachting van de heropbouw van het gebombardeerde sanatorium. Wanneer de eerste patiënten in december 1952 eindelijk het nieuwe gebouw betrekken, is de opluchting groot. Veel is veranderd sinds de jaren 1930. Dokter Frederic Lardot is sinds 1941 hoofdgeneesheer. Een professor van de Université Libre de Bruxelles, dokter Fritz Noeninckx, staat hem bij als geneesheer-raadgever. En vanaf 1953 komt nog een pneumoloog, dokter E. Lenoir, de ploeg versterken. De drie dokters, Noeninckx, Lardot en Lenoir, blijven tot de jaren 1980 het team geneesheren in De Mick aanvoeren.

Zij krijgen in 1952 een veel ruimer en moderner sanatorium tot hun beschikking. Maar de voornaamste bezigheid van de patiënten is rusten. De dagelijkse rustkuur, waarbij de schuifdeuren van de kamers opengaan om de patiënten van de frisse buitenlucht te laten genieten, is verplicht van 8.30 tot 10 uur, van 11 tot 11.45 uur en nogmaals van 18 tot 19 uur. Bovendien worden de patiënten dagelijks tussen 13 en 15 uur verwacht op het ligterras op de dakverdieping, het zogenaamde solarium. Dat is op een luifel na volledig open, zodat de patiënten zich stevig in dekens moeten induffelen tegen de koude en de wind. Ze mogen ook niet praten, het gaat om een stille kuur. Om de verveling tegen te gaan, kunnen ze wel materiaal kopen om te knutselen, borduren en tekenen. De kunstwerkjes worden verkocht voor het goede doel.

Wat de zieken zelf van de rust- en stiltekuur vinden, is niet bekend. Maar er circuleren hardnekkige verhalen over patiënten die wegglippen van het domein om op de nabijgelegen steenweg in het dubieuze etablissement De Stal versnaperingen te halen. Misschien zelfs meer, gezien de werking van de verstrekte hoestsiroop, die naar verluidt het effect heeft van een afrodisiacum.

Ook aan het personeel is gedacht. Hoofdgeneesheer Lardot krijgt even voorbij het hoofdgebouw een fraaie villa. Ook voor de ‘econoom’, Pierre Haerbos, was oorspronkelijk een woning voorzien, maar die is nooit gebouwd. De administratie blijft voorlopig in het BTB-gebouw op de Paardenmarkt en zal pas in 1965 verhuizen naar Brasschaat. De verpleegsters krijgen een eigen ruimte en zelfs een eigen keukentje, en de inwonende verpleegkundigen hebben een eigen kamertje. Het afzonderlijke wasserijgebouw is behouden, zij het uitgebreid en voorzien van een hoge schoorsteen. Die is bedoeld als visueel ijkpunt en draagt bovenaan dan ook in sierstenen het opschrift ‘Sana De Mick’.

Toch is het de keuken die met de meeste aandacht gaat lopen. Van bij de opening heeft ze een uitstekende reputatie, die ze tot vandaag behoudt. Waarnemers spreken van een ultramodern ingerichte ruimte, een ware fabriek die een grootse indruk maakt met bakovens, ketels, stoommachines en zelfs al automatische afwasmachines. De menukaart is dan ook rijkgevuld, met vlees, vis, kip en zelfs tweemaal per week dessert. Het eten staat wijd en zijd bekend als uitstekend. Op het domein bevindt zich een eigen varkenskwekerij ter aanvulling van het menu. Wanneer de slachter langskomt, krijgt het personeel de kans om een geslacht varken te kopen, een praktijk die blijft bestaan tot in de jaren 1980.

In de jaren 1950 en het begin van de jaren 1960 blijft het leven in De Mick zijn gang gaan. Maar er tikt een tijdbom onder de sanatoria. Een Antwerpse dokter deelt in 1962 zijn bezorgdheid: ‘In 1953 [...] is het sanatorium De Mick te Brasschaat terug opgebouwd. [...] Het is wellicht het modernste sana ter wereld, het werkt uitstekend en de resultaten zijn prima. Maar het zal denkelijk het laatste zijn dat ooit in ons land gebouwd wordt.’

Tuberculose verandert na de oorlog snel van karakter, voornamelijk door de steeds betere geneesmiddelen. Terwijl voor de oorlog in België nog 5000 tot 8000 doden per jaar vielen door de tering, valt dat aantal terug tot 1500 in 1960 en 212 in 1981.30 Steeds meer zieken laten zich thuis behandelen. Dat heeft ook te maken met de toenemende sociale stigmatisering, die de tering met zich meebrengt.

Wat is het gevolg van de aangifte? De zieke wordt naar een dispensarium geroepen. Dat alleen is al genoeg, voor zijn vrienden en kennissen en vooral voor zijn patroon om hem te “verdenken”. De gevallen zijn legio, waarin een licht aangetaste zieke door het feit alleen dat hij naar een dispensarium gaat, ontslagen is geworden. Als men de behandeling dan moet voortzetten, stuit men bij de zieke op een geestesgesteldheid, die de genezing niet bevordert. Hij piekert over zijn gezin, over zijn toekomst. In de sana's moet men steeds grotere aandacht schenken aan de ‘nazorg’ en aan de voorbereiding van de patiënt om na de genezing terug te gaan werken. Niet zelden betekent de officiële verzorging voor de zieke een breuk met zijn hele sociale omgeving, zijn vrienden, kennissen, familieleden, werkmakkers. Men mag er wel op wijzen dat 50 t.h. van de zieken na een verblijf in een sana terug werk vinden binnen een jaar, het feit blijft dat de ziekte meestal een breuk, een crisis in het leven van de zieke betekent. En dat is zoveel te erger daar de ziekte vandaag bij voorkeur ouderen aantast, de vijftigjarigen, die in vele gevallen niet meer de moed kunnen opbrengen opnieuw te beginnen.

(Uit Volksgazet van 29 maart 1962)

Alleen nog ernstig zieken die langdurige verzorging nodig hebben, komen naar het sanatorium. Tegelijk stijgt de leeftijd van de gemiddelde tbc-patiënt. Die combinatie maakt dat De Mick steeds meer op een ouderentehuis gaat lijken. In 1974 is de gemiddelde behandelingsduur gestegen tot meer dan negen maanden. Van de 86 tbc-patiënten die dat jaar het sanatorium verlaten, zijn er 18 overleden, of bijna een kwart van de behandelden. Ook op de nieuwe revalidatiedienst is de behandelingsduur soms erg lang, in sommige gevallen jaren. Directeur Jacques Van den Berghe drukt in 1986 zijn bezorgdheid uit: ‘We proberen een echt ziekenhuis te blijven, geen verkapte vorm van een home voor bejaarden.’ Toch zijn er op dat moment al echte rusthuisbedden ingericht, de met gordijnen gescheiden ‘chambrettekes’ op het gelijkvloers, een nog eerder primitieve vorm van rusthuiswerking. 

De cijfers tonen dat het profiel van de patiënten van De Mick snel verandert. Tot en met 1970 zijn er enkel sanatoriumpatiënten. In 1971 verschijnen de eerste ziekenhuispatiënten, vanaf 1974 uitgebreid met revalidatiepatiënten. In 1976 zijn er voor het eerst meer ligdagen in de kliniekafdelingen dan in het sanatorium. De laatste sanatoriumpatiënten verlaten De Mick in 1985. Intussen, vanaf 1983, verschijnen de eerste rusthuisbewoners en in 1987 vormen ze al bijna een derde van de bewoners van De Mick. Het is het einde van een tijdperk en tegelijk het begin van een nieuw verhaal.

In 1992 begint de bouw van een woonzorgcentrum op het domein, wat in 1995 resulteert in een nieuwbouw voor 90 bedden. In het oude kliniekgebouw blijven nog 120 bedden achter voor patiënten die kampen met langdurige aandoeningen of die moeten revalideren, onder wie op dat moment al 30 patiënten met multiple sclerose (MS). Door de bedden in het bestaande gebouw vrij te maken, kan de volledige renovatie stapsgewijs doorgaan. Dat is meer dan nodig, want ondanks voortdurende verbouwingen in de jaren 1960 en 1970 – onder meer met de compartimentering van de meerpersoonskamers naar eenpersoonskamers – zijn de kamers nog erg klein en bijzonder beperkt ingericht, met een ijzeren bed en nachtkastje, een ijzeren kast, een lavabo en een wc-stoel.